-
1 ruiken
1 [algemeen] sentir♦voorbeelden:die bloemen ruiken lekker • ces fleurs sentent bonhet ruikt niet • ça n'a pas d'odeuraan iets ruiken • sentir qc.〈 figuurlijk〉 aan iets geroken hebben • avoir une (vague) idée de qc.hij ruikt naar jenever • il sent le genièvrehij ruikt uit zijn mond • il a mauvaise haleineII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [met de reukzin gewaarworden] sentir♦voorbeelden:hoe kon ik dat nu ruiken! • comment est-ce que j'aurais pu savoir ça! -
2 ruiken/smaken naar
ruiken/smaken naarsmell/taste ofVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ruiken/smaken naar
-
3 naar
naar12 [ziek] ill♦voorbeelden:naar doen tegen iemand • be nasty/horrible to someoneer naar aan toe zijn • be in a bad wayzich naar schrikken • be startled (half) to death————————naar2〈 voorzetsel〉1 [in de richting van] to ⇒ for2 [volgens het voorbeeld van] from3 [overeenkomstig] (according) to4 [wat betreft, afgaande op] from ⇒ by♦voorbeelden:de trein naar Parijs • the train to/for Parisze is naar school • she's at schoolnaar de weg vragen • ask the wayop zoek naar • in search ofhij kwam naar haar toe • he came up to hernaar iemand vragen • ask for/after someonenaar voren/achteren/boven/beneden • forwards, back(wards), up(wards)/ 〈 trap〉up(stairs), down(wards)/ 〈 trap〉 down(stairs)3 het evangelie naar Johannes • the Gospel according to St. Johndaar is hij de man niet naar • that's not like/that's unlike himruiken/smaken naar • smell/taste of————————naar3〈 voegwoord〉1 as♦voorbeelden:1 naar verluidt • as is rumoured, according to rumournaar men zegt • word has it (that), it is said (that)naar men hoopt • it is hoped -
4 ruiken
(по)пахнуть, запахнуть; слышать запах; он весь пропах табаком* * **2) нюхать, обонять ( aan)3) пронюхать, узнать* * *гл.общ. замечать, нюхать, пахнуть (naar- чем-л.), обонять, пронюхивать, узнавать, чуять (aan-что-л.) -
5 sentir
sentir [sãtier]1 voelen ⇒ gewaarworden, zich bewust zijn van, merken5 proeven ⇒ smaken (naar), de smaak hebben van♦voorbeelden:1 sentir la fatigue • moe zijn, zich moe voelenfaire sentir qc. à qn. • iemand iets doen voelen, doen begrijpenfaire sentir à qn. que • iemand duidelijk maken datse faire sentir • merkbaar worden, zich doen geldenje sentis la colère me gagner • ik voelde dat ik boos werdje sens à quel point cela a dû être difficile • ik besef hoe moeilijk dat moet zijn geweestne pas pouvoir sentir qn. • iemand niet kunnen luchten (of zien)à cause de son rhume il ne sent plus rien • vanwege zijn verkoudheid ruikt hij niets meer3 sentir bon, mauvais • lekker, vies ruiken, stinkenfromage qui sent fort • kaas die sterk ruiktil sent des pieds • zijn voeten stinkence poisson commence à sentir • die vis begint te stinken2 voelbaar, merkbaar zijn♦voorbeelden:〈 informeel〉 alors, tu ne te sens plus? • ben je niet goed wijs geworden?ne pas pouvoir se sentir • elkaar niet kunnen luchten (of zien)v1) voelen, merken2) ruiken (aan, naar)5) aanvoelen -
6 puer
-
7 smell
n. geur; stank; geurzintuig--------v. ruiken; stinken; geuren; voelensmell1[ smel] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 snuf♦voorbeelden:————————smell2♦voorbeelden:→ smell out smell out/ -
8 embaumer
-
9 fleurer
-
10 пахнуть
-
11 be redolent of/with
be redolent of/with -
12 redolent
adj. geurigheid; geur[ reddələnt] 〈zelfstandig naamwoord: redolence〉♦voorbeelden: -
13 пахнуть
-
14 riechen
riechen♦voorbeelden:nach einer Sache riechen • (a) naar iets ruiken, rieken; 〈 (b) informeel; figuurlijk〉 verdacht veel op iets lijkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 etwas nicht riechen können • iets niet kunnen ruiken, niet van tevoren kunnen weten -
15 scent
n. luchtje; lekkere lucht; reuk; parfum; ruikt naar, is verdacht; sporen--------v. ruiken, lucht krijgen van, opsporen; parfumerenscent1[ sent] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 put/throw someone off the scent • iemand van het spoor/op een dwaalspoor brengenon the (right) scent • op het goede spoor————————scent2♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
16 reek
n. stank; damp, rook--------v. stinken; rooklucht; dat ruikt naar.... (maakt de indruk dat..)reek1[ rie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stank————————reek2〈 werkwoord〉2 roken ⇒ dampen, wasemen♦voorbeelden:he reeks with conceit • hij druipt van verwaandheid -
17 rieken
-
18 Fahne
Fahne〈v.; Fahne, Fahnen〉♦voorbeelden:etwas auf seine Fahne(n) schreiben • iets in zijn vaandel schrijven -
19 graillonner
graillonner [graajonnee]〈 werkwoord〉 -
20 imprégner
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Geiz — 1. Allerwelt geitz hat keinen Boden. – Henisch, 1447, 68; Simrock, 3205. 2. Bei Geiz und Gewalt wird s Recht nicht alt. Dän.: Gierighed og vælde er moder til krig. (Prov. dan., 228.) 3. Bey dem geitz ist wenig glück. – Henisch, 1448; Petri, II,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon